Archief: artikelen van

| Home |

 

tja, wat doen we met de kerst?

Zondag 21 December 2003 in categorie Klein Proza

Goede vraag! Wat doen we met de kerst? Onze voornaamste zorg met Kerstmis is altijd: wat gaan wij eten en bij wie? De kerstdagen zijn traditioneel de dagen der schoonmoeders. Zij nemen dan wraak voor een jaar verwaarlozing en willen eindelijk de aandacht die hen toekomt. Met de kerst dient er bij hun gegeten te worden en daarmee basta! Vervolgens ontstaat er een familieruzie over wie op welke dag aan de beurt is. Want de eerste kerstdag is belangrijker dan de tweede. En zo staan de onderlinge verhoudingen al snel op scherp en op gespannen voet met de kerstgedachte.
Ach, de vrede op aarde is sowieso een wassen neus. Dat is het sinds mensenheugenis geweest. Gewoon een slecht marketingconcept. Aan de oorlog valt nu eenmaal meer te verdienen. Ik dwaal trouwens af, merk ik.

Wij gaan door met de vraag wat wij gaan eten. Hier komt direct een kink in de kabel. Heel veel mensen op deze wereld hebben namelijk slecht of helemaal niet te eten. Uitgerekend met kerst gaat dit beschamende feit aan ons geweten knagen. Maar strikt genomen hoeven wij ons daar in deze periode niet meer of minder van aan te trekken dan in de rest van het jaar. Het merendeel van die lui gelooft toch niet in het kindeke en heeft gelukkig geen idee hoe schijnheilig wij zitten te doen in deze regio. Niettemin vindt ons innerlijk stemmetje het fatsoenlijker wanneer wij ons niet ál te erg te buiten gaan.
We bedenken pragmatisch dat het wellicht handig is om ons geweten te beperken tot onze landsgrenzen. Dan kunnen we tenminste tóch nog iets behoorlijks op tafel zetten.
Hoewel... De afgelopen week werd bekend dat er een heleboel mensen méér dan vorig jaar onder de armoedegrens zitten. Eigenlijk een rotstreek om dat juist nu te zeggen! Hadden ze daarmee niet kunnen wachten tot ná de feestdagen? Maar ik dwaal andermaal af, merk ik.

Wij waren nog steeds doende met de vraag wat wij gingen eten. Mogen wij onze adoptiekip nu slachten of is dat niet de bedoeling? In het kader van de actie 'Eet geen dierenleed' zijn Georgina Verbaan en Katja Schuurman gezellig onder de lakens gekropen met een schattig biggetje tussen hen in. Het is een heel toepasselijke foto geworden, want Georgina en Katja behoren feitelijk zelf ook tot de categorie scharrelvlees. Ik dwaal opnieuw af, merk ik.

In Drente kunnen de herdertjes niet langer bij nachte liggen. Vanwege de bezuinigingen zijn de subsidies voor de schaapskudden ingetrokken. Mogen wij die overcomplete schapen dan zonder wroeging op het kerstmenu zetten? Het zijn tenslotte scharrelschapen... Ik dwaal wederom af, merk ik.

Tja, wat doen we met de kerst? Deze vraag had oorspronkelijk eigenlijk alleen maar betrekking op hetgeen ik ter gelegenheid van de kerstdagen hier zou gaan schrijven. Dit blijkt nog knap ingewikkeld wanneer je niet in clichés wilt vervallen. Een heleboel wereldleed wil met name met de kerst aandacht krijgen. Geen wonder dat ik telkens afdwaal...

verschenen in nieuwsbrief nr 136 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 13 tja, wat doen we met de kerst?

de folders van de armoe

Zaterdag 13 December 2003 in categorie Klein Proza

De decembermaand draait weer op volle toeren en dus pakken de landelijke leveranciers van frutsels flink uit. U weet natuurlijk allemaal welke winkels ik daarmee bedoel, maar dat ga ik niet zeggen, want tegenwoordig heb je voor het minste of geringste een van de Moszkowiczen achter je aan.
Ik lees de kerstfolders en ben geschokt door de geestelijke armoede waartoe wij zijn vervallen. Ons worden de meest onzinnige snuisterijen gepresenteerd en blijkbaar zijn wij intellectueel dusdanig in de goot geraakt dat wij al die bric-à-brac nog willen bezitten óók!

Ik kan slechts één aanvaardbare reden bedenken om zo'n hebbedingetje aan te schaffen: pure pesterij. Wanneer ik een sociaal verplicht cadeautje nodig heb voor iemand waaraan ik een hekel heb, vind ik bij de frutselwinkels altijd wel iets van mijn gading. Het is het soort troep dat tot in lengte van jaren nutteloos in de weg blijft liggen. En ze kunnen het lekker niet weggooien 'omdat het immers een cadeautje was'. Bijvoorbeeld zo'n leuke dwarsfluit spelende engel op een bal. Van polystone, wat dat ook moge zijn. Hij is 37 centimeter hoog en daarmee een voldoende irritant obstakel.

Ik zie dan altijd meteen de arme mensen in ontwikkelingslanden voor me die deze onzin moeten produceren. Zij verdienen er een schamel loontje mee, maar hadden dat waarschijnlijk liever gedaan met het maken van iets nuttigs. Dik kans dat ze geen benul hebben van wat ze nu eigenlijk in elkaar zitten te flansen. Weten zij eigenlijk waartoe de 'potpourribrander ajour' dient? Of waar die zoetjesdispenser voor wordt gebruikt? Is de geinige 'taartschep met muziek' die Happy Birthday speelt een megahit in de sloppenwijken? Stinken zij des avonds na twaalf uur arbeid nog een uur in de wind naar de geurkaarsjes in blik?
U heeft wellicht inmiddels geen flauw idee meer waar ik het over heb. Niettemin zwerft er waarschijnlijk wel ergens stiekem een dergelijk kulproduct in uw huis rond. Ik bedoel: staat het kaarsentrappetje reeds in de vensterbank?

Ik fantaseer dat mijn reeds lang overleden grootmoeder naast mij zit. Zij wil een beetje worden bijgepraat over de ontwikkelingen op praktisch huishoudelijk gebied sinds haar verscheiden. Enthousiast vertel ik haar dat we nu Senseo hebben in plaats van pruttelkoffie. En een Tefal gourmet/raclette Ambiance ter afwisseling van het oliestelletje voor de sudderlapjes. Ik zie aan haar gezicht dat ik een draai om mijn oren riskeer.

Zijn wij nu niet in staat om eens met andere ogen naar onze zogenaamde verworvenheden te kijken? Laten we zeggen met de ogen van een pas gearriveerde asielzoeker uit een arm en ver land? Een bord, een pan, een beker en bestek zullen we probleemloos herkennen. Een strijkijzer ook nog wel. Maar zullen we dan afspreken dat we verder alles dat we niet direct kunnen thuisbrengen in de container kieperen? Volgens mij worden we daar niet eens zo héél veel ongelukkiger van...


verschenen in nieuwsbrief nr 135 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 12 de folders van de armoe

bladafval

Zaterdag 06 December 2003 in categorie Klein Proza

Bezorgd zie ik toe hoe mijn huishouden bedolven raakt onder bladafval. Niet alleen in de herfst, maar het hele jaar door. Het wordt een serieus probleem.
In mijn argeloosheid nam ik een kortingsabonnement voor op het spoor. Ik kreeg er een blad bij. Gratis regelmatig in mijn brievenbus. In dat blad laat de NS mij zogezegd alle hoeken van Nederland zien. Liefst met de trein natuurlijk. Uit protest neem ik de auto. Want ik hoef geen blad, ik hoef alleen korting.

Over de auto gesproken... Ik kocht een auto, want de vorige was stuk. Een bescheiden tweedehandsje, maar toch... Ik kreeg er een blad bij. Eveneens gratis en eveneens regelmatig. Daarin staan steeds de nieuwste modellen van dat merk die ik niet kan betalen en die ik niet hoef. Want ik hèb immers net een andere auto? Wrijft de dealer mij hier de beperkingen van mijn modale inkomen in? Ik hoef geen blad, ik wilde alleen die fijne tweedehands auto.

In mijn grootheidswaan voorzag ik mijzelf van een creditcard. Van de Postbank. Ik kreeg er een blad bij. Daarin denkt de Postbank dat ik in de Quote 500 sta. Men vertelt mij dat ik de overwaarde van mijn huis kan gebruiken om een luxe badkamer te bouwen. Er staan foto’s naast. Als ik zo'n badkamer had zou ik hem niet eens nat durven maken, zo duur lijkt hij.
Een gratis bladzij verder roept de bank enthousiast dat ik honderden euro's korting kan krijgen op een woningtaxatie. Mag ik er even tussenkomen, Postbank? Deze armoedzaaier woont in een huurhuis. Dus ik wil geen blad, ik wil alleen een creditcard.

Je kunt het tegenwoordig zo gek niet verzinnen of je krijgt er een blad bij opgedrongen. Je bent lid van het ziekenfonds, maar je ontvangt tevens een 'magazine' dat je vertelt hoe ongezond je leeft. Je geeft je op voor de uitvaartcoöperatie en zowaar, er valt periodiek een bescheiden tijdschriftje in de bus waarin men in wisselende bewoordingen het memento mori aan de orde stelt, een onderwerp dat ik nu juist het liefst verdring.
O, kijk, da's toevallig, dat zul je altijd zien. Ik krijg zojuist het maandelijkse blad van de woningbouwvereniging binnen! Hup jongens, huizen bouwen! Bladen hebben we genoeg, huizen te weinig!

Op straat informeerde iemand beleefd of ik drie weken gratis een dagblad wilde. En na die drie weken? Ja, dan werd het betalen. Ik heb hem op mijn beurt beleefd doch vierkant in zijn gezicht uitgelachen. Betalen? Voor een blad??? En krijg ik er niet eens een creditcard bij? Of op zijn minst een auto?
De tragiek is dat we straks letterlijk door de bladen het bos niet meer zien.

verschenen in nieuwsbrief nr 134 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 11 bladafval

kunst en chocomel

Zaterdag 29 November 2003 in categorie Klein Proza

Ik ontmoet OD (Onderbelichte Dichter) in de kunstenaarssociëteit Arti et Amicitiae. Het voelt voor hem als zo'n beetje de enige plaats waar hij blijkens zijn lidmaatschap nog als kunstenaar wordt gezien. Dit is voor hem een troostende omgeving en ik begrijp nu waarom het woord sociëteit vrouwelijk is. Want alles in deze ruimte ademt zachte warmte, bedachtzaamheid, de bescherming van het goede en verfijnde.
Hier is de kalmte en de knusheid van de negentiende eeuw al meer dan honderdzestig jaar liefdevol gekoesterd en bewaard. Het zacht-warme licht van grote bolvormige lampen streelt met de juiste temperatuur de antieke rijkdom aan eikenhout, de balken in het plafond, de beleefd zwijgende beelden langs de muren, de leestafel en het biljart. De geuren van tabak, leer en cognac stellen de zintuigen op hun gemak.

Ja, deze huiskamer der huiskamers is wel wat voor hem. Hier houdt men ingewikkelde gesprekken over de kunst, de koetjes, de kalfjes en de gebreken van collega's. Hier kan OD met benevelde argumenten verongelijkt de wereld kritiseren en zijn vriendschappelijke hoon over mij uitstorten.
Een heerlijke plek, dat Arti et Amicitiae. Latijn is voor mij altijd een dode taal gebleven, dus ik gok maar dat het zoiets als Kunst en Vriendschap betekent. En inderdaad, ik merk dat als de Kunst wat dieper in het glaasje kijkt, de Vriendschap vanzelf ontstaat. Dat komt mij niet ongelegen, want ik sta op het punt één van zijn manuscripten venijnig te fileren.

Maar los daarvan hoop ik dat vele mensen de werken van de Onderbelichte Dichter nog gaan lezen, want zij zijn de moeite waard, te mooi om slechts terloops bij een cognacje in de sociëteit te worden gedeclameerd. Zijn poëzie is prachtig.
Ja, ja, hoor ik u al tegenwerpen, de heren hebben daar lekker zitten doorzakken en dan is álles geniaal! Gelooft u mij, ik zeg geen woord teveel, zoals dronkaards inderdaad nogal eens plegen te doen. Ik ben berucht om mijn vileine nuchterheid. Ik drink alleen maar chocomel.

verschenen in nieuwsbrief nr 133 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 10 kunst en chocomel

doe meer met vet!

Zaterdag 22 November 2003 in categorie Klein Proza

Zij stuurde aan iedereen in haar adresboek een e-mail die glunderde van trots. Zij moest het de wereld vertellen. Want het was precies een jaar geleden dat de dokter nog als enige oplossing voor haar overgewicht de plaatsing van een maagband zag. Dàt was de calorie die de weegschaal deed overkoken! Zij dwong zichzelf in een regime van gezond eten en fanatiek sporten. De plicht veranderde al rap in puur genieten, want het hielp!
Triomfantelijk meldt zij nu dat zij 43 kilo is afgevallen, haar kledingmaat is gekrompen van 56 naar 42 en dat zelfs haar schoenen nu een maatje kleiner mogen. Voorwaar, dat geeft de burger moed.

Zelf doe ik dagelijks een rustig drafje door het park, want ik pas wel op om niet teveel te overdrijven. Ik word echter aan alle kanten ingehaald door mensen die dat wèl doen. Men zwoegt wat af om al die overtollige kilo's kwijt te raken. En dat klinkt niet gezond, kan ik u zeggen.
Na verloop van tijd begin je te herkennen wie je van achteren nadert. Je hoort het aan de ademhaling en de tred. Zo is daar het rochelende rund, even later gevolgd door de fluitende museumstoomtram. Of het enigszins flappend geluid van het dunne meisje met de grote boezem dat met x-benen loopt.

Ik stond vroeger regelmatig met een corpulente buurman in de lift. Hij droeg een trainingspak en had een handdoek om zijn nek. Hij maakte de indruk dat hij op pad was geweest met het voornemen er in een half uurtje even gauw vijf kilo af te werken. Zijn ademhaling klonk als een antiquarisch luchtbedpompje. Het zweet stroomde in bergbeekjes van zijn zorgwekkend paars aangelopen hoofd. De bril met goudkleurig montuur was beslagen. Onwillekeurig keek ik naar beneden of zich op de vloer wellicht een plasje vormde. Zo meed ik tevens zijn aanblik, want in het onbarmhartig licht van de tl-buizen leek zijn toestand nog een graadje ernstiger.
Op zeker moment kregen wij nieuwe, moderne liften met een spiegelwand erin. De confrontatie met zichzelf zal buurman tot inkeer hebben gebracht. Ik zie hem nooit meer in de hoedanigheid van paarse natte dweil.

Wanneer ik zelf zo quasi sportief door het park hobbel heb ik gelegenheid om na te denken. Dit gaat mij goed af, waarschijnlijk omdat mijn hersens dan meer zuurstof krijgen dan gewoonlijk.
Eerst wacht ik tot het dunne meisje met de grote boezem uit het zicht is. Dan kan ik mij namelijk weer richten op de hogere hersenfuncties.
Vervolgens bedenk ik: dat overtollig vet van ons, dat is eigenlijk allemaal biomassa! We kunnen het veel nuttiger verbranden dan we nu doen. Met fitnessapparatuur kunnen we tegelijk stroom opwekken en die toevoeren aan het elektriciteitsnet. Hardlopers kunnen zich verdienstelijk maken in grote tredmolenparken. Energiebedrijven komen met een nieuw product: sportstroom.
Zo oogt dat fysiek geploeter direct een stuk minder treurig en zinloos, want iedereen beseft dat onderwijl toch mooi flink wat huishoudens van elektriciteit worden voorzien.
verschenen in nieuwsbrief nr 132 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 09 doe meer met vet!

nieuw geld

Zaterdag 15 November 2003 in categorie Klein Proza

Vorige week laadde ik mijn Chipknip op. Ik deed dit voor het eerst en had mij ferm voorgenomen deze moderne wijze van betalen nu eindelijk eens intensief te gaan gebruiken. De vele verschillende Euromunten werden mij namelijk te zwaar en zonder leesbril te onherkenbaar

Ik heb in den beginne eerlijk mijn best gedaan mij aan te passen aan de Euro, maar ik trek het gewoon niet meer. Niet te geloven welk een hoeveelheid metaal een mens met zich mee torst sinds de introductie van dit nieuwe geld. Tegen beter weten in heb ik nog een tijdje aangemodderd met een quasi-handig munthoudertje van Blokker.
In het houdertje pasten van elke munttype zes exemplaren. Samen waren dat 48 munten die bij elkaar 23,28 Euro waard zijn en op een ongeijkt keukenweegschaaltje 261 gram wegen.
Aangezien middenstanders altijd schijnheilig doen met prijzen als 1,98 krijg je doorgaans meer metaal retour dan papier. Ik was al spoedig genoodzaakt nogmaals langs de Blokker te gaan en een extra houdertje te kopen. Na een rondje boodschappen kwam ik met pakweg een pond Euri thuis.

Die nieuwe Euromuntjes waren het levenswerk van Wim Duisenberg. Ik zie hem nog apetrots dat eerste gratis setje uitdelen. Of was dat Wellink? Nu ja, beleefdheidshalve heb ik in elk geval maar gewacht tot Wim weg was bij de Europese Centrale Bank. Daarna was het subiet afgelopen met mijn consideratie voor hem en zijn muntjes en ging ik met mijn Chipknip naar een oplaadpunt. Stiekem voerde ik het kaartje twintig Euro's. Althans, dit neem ik dan maar aan, want elektronisch betalingsverkeer doet een sterk beroep op je goedgelovigheid en je vertrouwen in de medemens. Ik moest mijn pincode en een bedrag intoetsen. Het schermpje verzekerde mij daarna dat alles dik in orde was. Maar aan het plastic kaartje was verder niks te zien.

In een parkeergarage gaf ik mijn eerste virtuele geld uit. Een barse automaat slikte hebberig mijn Chipknipje in. Rien ne va plus! Hij ging het belachelijk hoge bedrag van zes euro vijftig van mijn kaartje grissen. De afzetter! En pingelen was er ook al niet bij. Ik had geen keus, het was het losgeld voor mijn auto.

Zwetend wachtte ik het resultaat van de transactie af. Zou ik mijn Chipknip nog wel terugkrijgen? Werd er alleen het verschuldigde bedrag afgehaald of stak die elektronische beurzensnijder maar dadelijk het hele saldo in z'n zak? Ja, je weet het niet tegenwoordig... Het was tenslotte een parkeergarage. In politieseries is dat de standaardlocatie voor zogeheten 'rip deals', waarbij één van de partijen wèl het geld inpikt, maar niet afkomt met de 'merchandise'.

Het liep allemaal goed af voor zover ik het nu kan overzien. Ik kreeg mijn plastic betaalmiddel weer door de gleuf aangereikt. Ik mocht de parkeergarage uit. Mijn Chipknip weegt zelfs nog net zoveel als vóór de betaling, te weten vijf gram. Toch zal ik ongetwijfeld weer wat armer zijn. Mijn geld mag dan steeds meer ongrijpbaar worden, er zijn er genoeg die er met succes naar blijven graaien
verschenen in nieuwsbrief nr 131 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 08 nieuw geld

het formaat van een koe

Zaterdag 08 November 2003 in categorie Klein Proza

Ik leun op het hek van het weiland en een koe staart mij afwachtend aan. Maar ik heb niets te snacken bij me voor haar en ik zeg brutaal: “Wat moet je? Wat sta je te kijken? Heb ik iets van je aan?”
Ik besef te laat mijn blunder en staar ietwat beschaamd naar mijn leren schoenen. De koe schudt de vliegen van haar kop over zoveel domheid. Mijn stadse gedrag heeft mij weer parten gespeeld: grote mond, altijd bijdehand, onnadenkend, superieur en daarom irritant. Dat moet ik toch eens afleren.

De stad maakt uit wat hip en trendy is, waarover gepraat wordt in dit land, wat kunst is en wat kitsch. Alles is er groter, hoger, langer en breder. Tussen de herrie en de vieze lucht haast men zich voort en doet men belangrijk. De stad is tegennatuurlijk, tegen de natuur van de mens en tegen de natuur van de natuur.

Het platteland zou de norm moeten zijn, niet de stad. Op het platteland passen alle maten nog bij die van onszelf en de geluiden nog bij elkaar. De kinderen schreeuwen er minder hard, de lucht is er lichter en het licht heeft er geen grauwe sluier.

In de middeleeuwen was je economische kostje gekocht wanneer je als gemeenschap stadsrechten kreeg. In de huidige tijd zouden daarentegen eens dorpsrechten moeten worden ingevoerd. Het lijkt me gezond voor een stad om die status na te streven. Dorpsrechten krijg je toegekend wanneer je de schaal weer wat verkleint, opdat de mensen weer beter in hun omgeving passen en zich niet overvleugeld voelen door torens van Babylon. Dorpsrechten betekenen ook dorpsplichten, zoals een dorpspomp op de Dam, de Coolsingel of het Binnenhof. Je moet je buren weer gaan helpen en de supermarkten moeten allemaal als SRV-man langs de deuren.

Ja, maar de stad biedt meer vermaak, hoor ik mijzelf al tegenwerpen. Daar bruist het leven, daar bloeit de cultuur, daar tiert de misdaad en dat is toch allemaal ook wel spannend! Bijna meewarig duwt de koe haar natte neus tegen mijn hand en kauwt haar kostje. In haar ogen lees ik: overdrijf niet zo! Op het platteland is men minsten net zo dronken op z'n tijd, schettert de fanfare en galmt het Christelijk Mannenkoor Concordia! En op het Ganzenbord zit je nog altijd prettiger in de put of in 't gevang dan in de Bijlmerbajes!

Ik schrik op uit mijn overpeinzingen, want de koe heft haar staart en gaat achteloos staan poepen. Ik kan haar geen ongelijk geven. Ik van mijn kant ga óók maar weer eens verder met de dagelijkse werkelijkheid...
verschenen in nieuwsbrief nr 130 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 07 het formaat van een koe