Een gevalletje grafschennis

Zondag 02 Januari 2005 in categorie Klein Proza

Een goede vriend van mij is een expert op het gebied van glaskunst. En dus nam hij mij vorige week mee naar een begraafplaats. Hij wilde mij iets laten zien. Een graf.
Het was wel even zoeken, want hij wist de precieze plaats niet meer. Nadat wij in de gure wind enige rondjes hadden gelopen en de verkeerde paden waren ingeslagen wist hij het opeens.

"Dáár moet het zijn!" Zelfverzekerd beende hij achter zijn wijzende arm aan. En inderdaad, even later stonden wij bij het graf. Het was een oud graf, ergens uit het begin van de vorige eeuw. Twee parallelle rijtjes stenen in de klamme zwarte aarde duidden aan dat daartussen de dode was ondergespit.

Als grafzerk was aan het hoofdeinde van de overledene een monumentaal bakstenen muurtje van ongeveer een meter hoog opgericht. Het middengedeelte daarvan bestond echter geheel uit gestapelde glazen ornamenten. Ik vond ze lijken op de doorzichtige stenen die je bij de bouwmarkt koopt. Maar in het begin van de vorige eeuw hadden ze nog geen bouwmarkten, dus dat was een oneerbiedige gedachte. Om deze muur was het de glaskunstexpert te doen.

Toen ik wat beter keek zag ik dat de glazen stenen allemaal naar voren uitstaken in een puntvorm. Ze waren gegoten van een licht melkachtig glas, met grove ribbels erin. Ze deden me enigszins denken aan hoekige autokoplampen.
"Deze stenen zijn nog ontworpen door Berlage!" sprak de vriend gewichtig en met een eerbiedige klank in zijn stem.

Zo hé, daar had ik niet van terug! Dat was nog wel even wat anders dan mijn platvloerse associaties met bouwmarkten en koplampen! Hier werd mij meteen wat nederigheid ingepeperd.
Jammer dat het graf in verregaande staat van verval verkeerde. De muur aan het hoofdeind was half ingestort en de naam erop was tot onleesbaarheid verweerd, overwoekerd door mos.

Plat op het graf lag nog een extra steen, ter grootte van een stoeptegel. Hij leek er achteloos neergekwakt. ‘Arie’ stond erop. Nadere bestudering wees uit dat het hier om een achtjarig kind ging. Was ’t jonggestorven joch er later soms nog eventjes bij gepropt? Ik mocht toch hopen dat ze Arie wat netter hadden neergelegd dan z’n steen.

Ik werd getroffen door de zuivere eenvoud van de naam Arie. Die stond in opvallend contrast met de cultuurhistorische pretentie van het graf. Aan de andere kant misschien juist ook weer niet, want de socialist Berlage bouwde veel voor het volk. Eigenlijk een mooi staaltje 'gesammtkunstwerk' dus van Arie en Berlage.

We drentelden eens om het graf heen. Erachter lag een slordig bergje van stenen die in de loop der tijd uit de muur van Berlage waren gevallen, waaronder ook enkele glazen exemplaren. Mijn goede vriend leek geschokt en raapte er eentje op.
"Zonde. Eeuwig zonde..." mompelde hij bedroefd.

"Je kunt er eigenlijk zó eentje in je tas doen," opperde ik in een vlaag van baldadige overmoed.
Op deze aansporing mijnerzijds had de glaskunstexpert duidelijk gewacht. Hij beval me mij om te draaien en propte zonder aarzelen een van de stenen van Berlage in mijn rugzak. Ik keek onderwijl schichtig om mij heen of niemand ons zag.
"Wij zijn dieven," zei mijn vriend, "maar goede dieven, want het is voor een nobel doel!"
Volgens mij was het gewoon een ordinair gevalletje grafschennis. Ik suste echter mijn geweten met de formele redenering dat het hier slechts een greep uit een los bergje puin betrof.

Achteraf bezien was het waarschijnlijk toch beter geweest wanneer wij niet zo impulsief te werk waren gegaan. De risico’s van een dergelijke onderneming dienen namelijk eerst zorgvuldig te worden afgewogen. Voor alle zekerheid, zeg maar.
Wij hadden bijvoorbeeld uitgebreid moeten overleggen hoe groot de kans is dat er een hiernamaals bestaat. Voor hetzelfde geld stort de overledene van daaruit zijn toorn over ons uit. Met alle gevolgen van dien!
Wanneer wij daarentegen tot de slotsom waren gekomen dat de dood het definitieve eind van alles is, tja, dan kunnen Arie en de zijnen ons niks maken natuurlijk!

Gelukkig mogen wij in deze kwestie vast wel rekenen op de steun van de heer Berlage. Immers, als er een hiernamaals bestaat verblijft hij daar ook! Dat is een hele geruststelling. Want zonder twijfel heeft deze beroemde bouwmeester daar meer gezag dan die hele Arie. Berlage zal vast niet blij zijn met het feit dat zijn glazen geesteskinderen in de loop der jaren zo schandelijk zijn verwaarloosd. Hij zal ons dus dankbaar zijn dat wij tenminste één van zijn stenen uit de puinhopen hebben gered.

Opgelucht reden wij naar huis. Extra voorzichtig natuurlijk, dat wel...

Nr. 63 | publicatiedatum 26-12-2004 | vorige opspraak-columns

Tags: