beide keren in carré

Zaterdag 18 Maart 2006 in categorie Lezen

Rutger Verhoog blikt terug op zijn bezoek aan beide afleveringen van Poëzie in Carré...

In 1966 organiseerde de dichter Simon Vinkenoog spontaan een bijeenkomst in het Amsterdamse theater Carré. Eerder had hij een Engelse poëziemanifestatie in the Royal Albert Hall meegemaakt. In Nederland traden de veelal deftige poëten toen nog op in driedelige pakken achter katheders met een glaasje water binnen handbereik.

In Londen daarentegen was het er al heftig aan toe gegaan, Vinkenoog had tijdens het optreden 'Love, love' gescandeerd, waarmee hij de voorpagina's van de Londense tabloids had gehaald. Hij zocht naar een mogelijkheid om een grote manifestatie met dichters in Amsterdam te organiseren, liep de directeur van Carré tegen het lijf, die hem de zaalgratis ter beschikking wilde stellen. Vinkenoog schreef een groot aantal dichters aan en 28 februari 1966 traden 25 heren, er waren geen dichteressen van de partij, op in een stampvol Carré. Onze leraar Nederlands had ons opgeroepen naar deze avond te gaan en zo zaten we met 6 scholieren tussen het gemengde publiek, dat uit hippe meiden en jongens bestond, maar ook uit ouderen met grijze Terlenka pakken en uilenbrillen en dames met suikerspinkapsels. De dichters hadden een copieuze maaltijd genoten, overgoten met veel wijn, want zo zaten ze op het podium nog na te tafelen toen het doek werd geopend. Simon Vinkenoog haalde de poëten vervolgens één voor één naar voren.

Hoe gevarieerd het landschap van de Vaderlandse poëzie toen al was, werd direct duidelijk toen K.Schippers readymades voorlas in de trant van:
The Beatles
George Harrison
John Lennon
Paul McCartney
Ringo Starr

en amper zeven minuten later de éminence grise, Prins der dichters, Adriaan Roland Holst vervolgde met:

Eens zullen allen die
tussen ons kwamen,
zijn weggevallen-wie
weet nog hun namen...(..)

Overigens wist Holst meer geestdrift op te wekken door zijn persoonlijkheid ("U moet mij excuseren, ik ben verkouden, bovendien hopeloos ouderwets.") dan Schippers. Veel Vijftigers passeerden de revue, zoals Bert Voeten, Jan Hanlo, Remco Campert, Gerrit Kouwenaar en Cees Noteboom, Jan G.Elburg en Jaap Harten. Gerard Reve, in wit tropenkostuum, las van bladen voor, die hij daarna de zaal ingooide, er ontstond rumoer. Louis Lehmann blies even op een mondharmonica nadat hij het prachtige Quintessence van de blues had voorgedragen over een oneven aantal sokken aan de waslijn.

Maar de jongere goden wilden zich ook niet onbetuigd laten. Johnnie van Doorn, die zich toen nog Johnnie the Selfkicker noemde, stootte gorgelklanken uit en riep de zaal toe: "Kom toch klaar klootzak!" waarna een dame een bosje bloemen op zijn hoofd stuksloeg. Hans Verhagen had een t-shirt met een schietschijf aangetrokken zoals Keith Moon, de drummer van de destijds immens populaire popgroep The Who droeg tijdens concerten.

Het waren de woelige jaren zestig van Provo en hippies, de oorlog in Vietnam en de eerste protestsongs van Bob Dylan, de oudere garde tegen de jongere, links tegen rechts en the sky was the limit. Dat de verzamelde dichters broederlijk optrokken en het publiek in extase brachten was een klein wonder, maar het werd vooral veroorzaakt door het feit dat dichters in die dagen zelden gezamenlijk voor het voetlicht traden.
Grote afwezige was de dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager, die had geweigerd te komen omdat hij dan bij het establishment zou zijn gaan horen en dat wilde hij ten koste van alles vermijden. Er was ook ruimte voor het geëngageerde gedicht. Remco Campert had een fraai gedicht over de oorlog in Vietnam en Simon Vinkenoog bezong in een striemend vers Nederland.

Veertig jaar min één dag later is het weer zover. Carré is tot de nok gevuld met overwegend nette poëzieliefhebbers en de dichters zitten in de zaal vlak voor het podium. Waar zijn de Shakespearos? Een film van destijds toont de jonge Simon Vinkenoog met zijn gedicht over Nederland, plotseling flitst licht aan en daar staat Simon in de schijnwerpers en maakt zijn gedicht anno 2006 af.
Ruben van Gogh en Joost Zwagerman presenteren de dichters en dichteressen en waarschuwen dat als de tijdslimiet van 5 minuten zal worden overschreden er onverbiddelijk een bel zal klinken om de dichter te stoppen. In 1966 waren er 7 minuten per dichter uitgetrokken, maar toen ging alles nog wat langzamer. Een aantal keren schrikken dichters van de mobiele telefoons, die rinkelen met een geluid, dat lijkt op het belletje van de presentatoren.

Thomas Möhlmann is de eerste dichter, die voorleest en dat doet hij sober, trefzeker, gevoelig en knap. Dezelfde sacrale magie waarin de zaal in 66 was ondergedompeld maakt zich weer van ons meester. We huiveren van het knorrende stemgeluid van H.H.ter Balkt en lachen om Mustafa Stitou met zijn anti-rook vers.
Astrid Lampe is een van de weinigen die experimentele poëzie ten gehore brengt, maar wat kan ze mooi voorlezen!!

Ilja Pfeiffer gaat als een wervelwind tekeer en Jules Deelder mag op herhaling. Hij draagt uit het hoofd 'Ring der Kriebelungen' voor, over de nazi Göring met zijn ringen. Ingmar Heytze verklaart eigenlijk geen dichter meer te willen zijn en Rob Schouten roept herinneringen aan de overleden Cees Buddingh wakker door op een onderkoelde manier over de stoelen van Ikea (bij de psychiater) te vertellen. Buddingh had het destijds over een elastiekje op straat.

Neeltje Maria Min leest drie gedichten voor. Zij ontbrak ten onrechte in 66 en dit wordt nu door de mooie gedichten van haar goedgemaakt. Liesbeth Lagemaat en K.Michel komen niet over het voetlicht, Anna Enquist leest rustig haar steriele verzen.

Gerrit Komrij leest lugubere verzen voor over lichamen met ontstekingen, die bloederig en muf de liefde bedrijven. Een vrouw in de zaal geeft een gilletje van afgrijzen. Hagar Peeters is trefzeker en overtreft de gelauwerde Maria Barnas, die een vers laat zingen door een jazz-zanger. Louis Lehmann, de nieuwe Prins, mag nog eenmaal trillend schitteren met een gedicht over de Mississippi en Simon Vinkenoog sluit de rij dansend en zingend.

We verlaten verdoofd Carré en zien dat de Magere Brug beschenen wordt door de maan en sterren. Over 40 jaar zal ik er waarschijnlijk niet meer zijn en er zal geen reprise meer komen. Maar andere dichters en dichteressen zullen dan stralen. Zoals op deze avond? Leve de Poëzie!

Tags: