Kinderen met ouders
Zaterdag 25 Februari 2006 in categorie Grijze Golfslag
"Trek je broekspijpen eens wat omhoog..."
Gehoorzaam ontbloot hij z'n onderbenen een beetje. Ik schuif de pijpen verder op tot boven de knieën.
"Jij hebt overwicht," zegt mijn moeder, "naar jou luistert ie wél!"
Zijn oude huid heeft rode plekken en schilfert.
"Smeer je die nog wel eens in?" vraag ik, terwijl ik gehurkt voor hem zit.
Hij schraapt zijn keel even. "Tja..."
Niet dus.
Ik zoek in alle kamers naar het tubetje zalf dat de huidarts hem heeft voorgeschreven. Nergens te vinden. Wel een recept dat nooit is ingeleverd.
Die middag haal ik het zalfje bij de apotheek. Ik krijg twee dezelfde tubes mee.
Ik houd ze voor hem omhoog. "Eén voor je linker- en één voor je rechterbeen," doe ik lollig.
"O, juist, mooi zo..." De grap ontgaat hem. Hij is wat wazig de laatste tijd. Of hij hoort me niet goed. Dan neemt hij tegenwoordig niet de moeite meer om te vragen wat ik zeg.
"Je kunt beter van die plastic handschoenen aandoen," zegt mijn moeder vanaf de zijlijn. Dat is haar min of meer machteloze manier van constructief meedenken, want ze weet dat we die dingen niet hebben. Maar dat besef verdringt ze in zulke gevallen naar de achtergrond. Zo doet ze wel vaker, om het schuldgevoel te dempen dat hulpeloosheid en afhankelijkheid met zich meebrengt. Vragen of ze ergens mee kan helpen, terwijl ik twee zware boodschappentassen bij ze naarbinnen sjouw. Van die dingen, tegen beter weten in.
Ze had nog zo graag sterk willen zijn. Maar ze is krom, stram en versleten.
Ik loop op mijn vader toe. Vanuit zijn eeuwige leunstoel bij het raam kijkt hij schuin naar mij omhoog, op een manier die zijn oogopslag iets argwanends geeft. Ik weet dat hij niet argwanend is, maar zo kijkt hij nou eenmaal dikwijls.
"Ik zal jou eens even lekker invetten ouwe, want dat is wel weer eens nodig!"
"Ja, goed hoor," gniffelt hij.
Het zalfje is wat stroef, met mijn blote handen begin ik zijn benen in te smeren.
"Zo. En laat je armen en handen ook maar eens zien..."
Zijn onderarmen en de dooraderde huid op zijn handen vertonen wat korstige plekjes. Kleine schilfertjes hangen tussen de haren. Bij een ander zou ik er vies van zijn, maar dit is mijn vader. Hij was vroeger ook niet vies van mijn poepluiers en loopneuzen.
"Je hebt grote handen," zegt hij onder het smeren.
Maar wél dezelfde als hij. We houden ze ter vergelijking naast elkaar. Lange, slanke handen. Zelfs de middelvinger staat bij ons allebei een beetje krom. Ik betrap mezelf erop dat ik bijna met een soort tederheid de zalf over de rug van zijn handen uitstrijk, het voelt alsof het mijn eigen handen zijn. Dat zijn het eigenlijk ook, mijn eigen vlees en bloed. De rollen zijn omgedraaid, hij moet nu het kind zijn en ik de vader.
Als ik klaar ben ga ik mijn handen wassen. Na mijn terugkomst zit hij alweer de krant te lezen. Zijn mouwen en broekspijpen zijn nog omhooggeschoven. Hij zit er lachwekkend bij.
"Moet je dat nou zien," zeg ik quasi-verontwaardigd tegen mijn moeder, "Meneer is nog te beroerd om zelf z'n broekspijpen weer naar beneden te doen!"
"O, ja, natuurlijk!" zegt ze op een toon die uitdrukt dat ze niet anders gewend is. Ik trek z'n broekspijpen weer naar z'n enkels toe. Hij leest ondertussen gewoon door.
"Ik ben vijfennegentig," snuift hij vanachter z'n krant.
Daarmee is voor hem de zaak verklaard en afgedaan.
Tweet |