de jonge onderzoeker

Woensdag 27 April 2005 in categorie Klein Proza

Al sinds jaar en dag lees ik in mijn krant dat het steeds slechter gaat met het verstand van Nederland. De kenniseconomie raakt alsmaar verder achterop, steeds minder studenten kiezen voor de bètavakken en de bezettingen van het Maagdenhuis zijn ook niet meer wat ze waren.

Ik begrijp wel hoe dat komt. Zoiets vindt z’n oorsprong in de kinderjaren. Voor de hedendaagse jonge onderzoeker valt er namelijk weinig meer te onderzoeken.
Neem de klok. In mijn jeugd ontmantelde ik een Hema-wekker, verbaasde me over de vele radertjes en schroefjes, zette hem weer ongeveer in elkaar en hield twee onderdelen over. Dat laatste gaf niks, het werkingsprincipe was daarna bekend. Aan een moderne wekker valt echter niet meer te demonteren dan de batterij. Een kapotte radio is tegenwoordig rijp voor de vuilnisbak. Contemporaine ontwerpen zijn er namelijk slechts op gericht een apparaat met enkele slinkse bewegingen van een robotarm te kunnen assembleren. Een weg terug is er niet: onzichtbare listige haakjes en schuifconstructies maken het onmogelijk het kreng nog uit elkaar te halen, laat staan het inwendige te bestuderen.

Daar sta je dan als leergierige puber, onbeholpen, machteloos. Enkele jaren geleden stimuleerden je ouders je vernuft met dure dozen Technisch Lego, maar dat blijkt achteraf volkomen zinloos. De echte wereld steekt totaal anders in elkaar dan Technisch Legoland. Alleen de erfgenamen van uitvinder Christiansen zijn er uiteindelijk een stuk wijzer van geworden, jij niet. Om te voorkomen dat je nogmaals wordt genept blijf je later op de universiteit de technische studies uit de weg.

Halverwege de vorige eeuw was dat wel anders. Menig jongeling voelde zich aangemoedigd tot het zelf bouwen van radio’s en zenders. In de jeugdbibliotheek stonden inspirerende boeken als ‘De jongens van de Radioclub’, geschreven door Leonard Huizinga. De clubleden trokken eropuit met hun zoemende buizenspulletje en beleefden spannende avonturen. Kom daar nu eens om met zo’n suffe mp3-speler uit één stuk. Er zit een hoop muziek in, behalve in educatief technisch opzicht.

Philips bracht nog geen elektrische tandenborstels, homecinema’s en ladyshaves op de markt, maar bijvoorbeeld wél de EE-doos. Die kreeg ik voor mijn verjaardag onder het beding dat ik dan niets voor sinterklaas zou vragen. Want Philips was ook toen al duur.

In de EE-doos zaten allerlei elektronische componenten, weerstanden, transistors, condensators en bosjes draad. Er waren enige tientallen schema’s bijgevoegd aan de hand waarvan evenzoveel verschillende apparaten konden worden gebouwd. Van radio tot alarminstallatie en seinapparaat. Alle onderdelen waren telkens opnieuw te gebruiken, want ze werden niet gesoldeerd maar op een montagebord via klemveertjes met elkaar verbonden.

Op één punt dreigde ik de mist in te gaan. Weerstanden zijn voorzien van kleurcodes om hun waarde in Ohms aan te duiden. En ik was lichtelijk kleurenblind. Met eindeloos geduld en gepriegel heeft mijn vader die dingen toen van kleine etiketjes voorzien waarop hij de weerstandswaarde in gewone cijfers noteerde. Mijn vader kon namelijk heel netjes schrijven en was niet kleurenblind. Dankzij hem kon ik mijn ontdekkingsreis door de wondere wereld der techniek nog een tijdje voortzetten. Totdat ik alle apparaten uit de EE-doos minstens drie keer had gebouwd en ik gaandeweg steeds minder onderdelen overhield.

Zo kan een kleine handicap een mens toch flink parten spelen bij de latere carrièreplanning. Wanneer ik gewoon die dekselse kleurcodes op die weerstandjes had kunnen lezen was ik misschien onderhand wel president-directeur van een groot energiebedrijf geweest. Met bijbehorend jaarsalaris en riante bonussen!
Nr. 69 | publicatiedatum 23-4-2005 | vorige opspraak-columns