de hand die zoveel zegt
Zondag 03 Oktober 2004 in categorie Klein Proza
In mijn droom ging ik de donkere ruimte binnen. Ik zag geen hand voor ogen, maar er zouden mensen zijn, was mij verteld. Het was stil, er werd gezwegen. Ik ontmoette hen op de tast en schudde elk de hand. Daardoor wist ik met wie ik te maken had. Dat had ik mij nooit gerealiseerd, dat je een mens kunt leren kennen aan de handdruk die hij geeft.
De eerste die ik herken is Naiel, de Turkse schoonmaker die op een bankje tegenover mijn huis altijd zijn krant leest. Hij is warm, mediterraan, hartelijk. Hij mag mij graag. Dat voel ik. Het is wederzijds. Wij helpen elkaar als het nodig is met kleine dingen. Hij repareert de knipperende tl-buis in het halletje voor mijn deur. Ik geef hem een nieuw batterijtje voor de stilstaande klok in zijn werkhok. Elke keer als wij elkaar ontmoeten wisselen wij met onze handdruk onze simpele vriendschap uit.
Salem is er ook, de Arabische leraar. Wij hebben in het verleden twee keer vluchtig kennisgemaakt. Weet je nog wie ik ben? Natuurlijk weet ik wie je bent, jouw handen herken ik uit duizenden. Je pakt de mijne allebei, zacht en vriendschappelijk. Ik voel mij prettig door jouw handdruk.
En dit is vast en zeker Gerard, de kunstenaar die het gloeiend vloeiend glas temt en het laat stollen in schitterende vormen. Maar zijn handen zijn ruw en meedogenloos, hij knijpt hard om zijn ego te laten gelden. Anders kom je er niet als kunstenaar, schijnt het…
Ik herinner mij hoe hij eens de hand van een pianist fijnkneep. Die vloekte hem uit, want een pianist is nergens zo zuinig op als op zijn handen. Diens handdruk is altijd zacht, voorzichtig, vluchtig. Haastig en beducht glijden zijn vingers weer uit de jouwe.
Turken, Arabieren, Marokkanen, zij leggen meer betekenis in hun handdruk. De Nederlandse handdruk is doorgaans plichtmatig, een routineuze vorm van beleefdheid. Dikwijls laat men hem zelfs achterwege. Tenzij er een camera in de buurt is. Voor de camera moet de schijn worden opgehouden van vertrouwen, van overeenstemming: ‘de gesprekken verlopen in een goede sfeer’.
De minister wil de vakbondsleider nogmaals een hand geven. Voor de foto. De vakbondsman weigert demonstratief, want de minister steelt van de armen en geeft het aan de rijken, vindt hij. De boodschap is duidelijk: als je deze minister een hand geeft, moet je daarna je vingers natellen.
Het heerlijkst is de aanraking van de oude Hannah. Voorzichtig neemt haar kleine magere hand de mijne vast. Met de andere streelt ze zacht en onafgebroken mijn onderarm. Bijna verbaasd merk ik hoe een gevoel van warme geborgenheid door mijn hele lichaam stroomt. Zij leert mij zwijgend dat er een zintuiglijke waarneming bestaat die het horen, het zien en het proeven overstijgt. Een bijna terloopse, mystieke overdracht van liefhebbende levensenergie. Heeft de oude Joodse vrouw het goede in al zijn puurheid gedestilleerd uit het grote kwaad dat zij eens heeft doorstaan? Ik kwam het niet te weten, want haar onderarm bleef bedekt onder luchtige zwarte zijde.
De oude Hannah, ik heb haar maar eenmaal ontmoet, maar dat was evenveel als duizend keren.
Nr. 50 | publicatiedatum 25-9-2004 | vorige opspraak-columns
Tweet |