breed

Maandag 20 September 2004 in categorie Klein Proza

Alles aan Youssef is breed. In de zwoele warmte van de avond zit hij breed achter een brede tafel met schragen eronder. Zijn brede handen rusten op het tafelblad van ruwe planken. Zijn brede grijns lijkt in zijn gezicht gebakken en toont trots de enige tand die nog onderin zijn mond staat.
Hij zit wijdbeens met zijn voeten stevig op de cementen vloer geplant en laat zijn drie onderkinnen op zijn borst rusten. Zichtbaar tevreden beschouwt hij – iets onderuitgezakt – over zijn immense buik heen de rest van de wereld. Die wereld is waarschijnlijk niet al te groot, want hij zit erbij alsof hij nooit van zijn plaats komt. Wie Youssef ziet denkt onvermijdelijk: wie het breed heeft, laat het breed hangen.
Naast de handen van Youssef ligt alleen een rekenmachientje. Voor zijn tafel dromt een groepje Druzische mannen met flessen frisdrank en een enkele watermeloen in hun handen. Zij praten opgewekt en lachen. Ik versta hen niet en staar omhoog naar het lage plafond met helwitte tl-buizen, waartegen verdwaasd de nachtvlindertjes tikken die de weg naar het donker kwijt zijn.
Wanneer hen wordt verteld dat ik uit Nederland kom schakelen sommige Druzen direct over op het Engels. Trots beginnen zij over Van Basten en Ajax, want zij zijn mannen van de wereld. Af en toe vragen zij in het Arabisch naar de mening van Youssef. Youssef houdt het kort en volstaat met een enkel grijnzend woord.

Het thema Ajax is tamelijk snel afgehandeld. Dat ligt aan mij, want ik ben niet bijster op de hoogte van de basisopstelling. Behalve die van trainer Ronald Koeman wil mij geen enkele naam meer te binnen schieten. Ik had mij beter moeten voorbereiden op deze uitwedstrijd.
Moeiteloos gaan de mannen over op een volgend onderwerp. Dat onderwerp zit geduldig achter de tafel. Goedmoedig steken zij de draak met Youssef. Deze blijft welwillend glimlachen. De spot deert hem niet, want hij spreekt alleen Arabisch en de taal van het geld. Daaraan heeft hij voldoende.

Het wordt druk voor de tafel. Vanachter de met levensmiddelen en andere supermarktartikelen volgestouwde schappen duiken nog twee mannen op. Nooit eerder zag ik zoveel rijen stellingen passen in een ruimte die niet groter is dan twee garages.

Ik zie ineens dat de gangpaden tussen de schappen minder breed zijn dan Youssef zelf. Je kunt er alleen doorheen schuifelen als je dwars staat. Ah, betrapt, Youssef! Het vakken vullen besteedt hij kennelijk uit aan magere dorpsjochies die voor een paar Shekel bijverdienste wel willen helpen.

Enkele flessen cola worden voor Youssef op de tafel gezet. Dit is de kassa, begrijp ik nu. Traag heft de brede reus één van zijn handen van het tafelblad om het geld aan te pakken. Met de glimlachende rust van een boeddha bestiert Youssef van achter een ruwhouten plank zijn levensmiddelenimperium.
Even later stap ik weer de winkel uit, de donkere dorpsstraat in. Ik heb het nu zelf gezien: de gezelligste rij bij de kassa vind je in het dorp Yanokh.
Nr. 48 | publicatiedatum 11-9-2004 | vorige opspraak-columns