voor alle zekerheid

Zondag 15 Augustus 2004 in categorie Klein Proza

Sommige mensen vinden vakantievoorbereidingen leuk. Het is een vorm van voorpret. Ik behoor uitdrukkelijk niet tot die groep. Voor mij is de aanloop naar de vakantie een regelrechte kruisweg. Er zijn zoveel dingen te regelen, dat ik er bijna zeker van ben dat ik iets zal vergeten.
Hier staat tegenover dat ik daarna verhoudingsgewijs meer van de vakantie geniet. Het kan immers alleen nog maar meevallen?
Andere mensen zijn nog erger. Met mijn beste vriend liftte ik in mijn jeugd door Europa. Hij liet werkelijk niets aan het toeval over. Achteraf beschouwd onnodig, want als iemand goed is in improviseren is hij het wel. Niettemin wilde hij voorbereid zijn op alle eventualiteiten. Steevast sjouwde hij het nodige gereedschap en reparatiemateriaal in zijn rugzak met zich mee. Vanzelfsprekend bevonden zich in het overlevingspakket naald, draad en reserveknoop. Maar ook de bisonkit om een schoenzool te kunnen lijmen ontbrak niet. Onontbeerlijk was het minischroevendraaiertje voor het aandraaien van de schroefjes in zijn bril. Verder kon een stukje ijzerdraad altijd van pas komen, evenals elastiekjes, veiligheidsspelden, een pincet, een schaar, een tangetje (je weet nooit) en een beetje spiritus. Eens, toen de batterijen van de zaklamp opeens leeg waren, diepte hij zowaar een kaars uit z’n rugzak op.

Buitenstaanders moesten gedacht hebben dat wij regelrecht naar het front werden gestuurd, al was het destijds onduidelijk waar dat dan precies mocht wezen. Wij sleepten namelijk een buitenproportionele hoeveelheid verbandmiddelen en medicijnen (inclusief antibiotica) met ons mee. Elk hadden wij tevens drie condooms met glijmiddel in onze portemonnee voor wanneer het er werkelijk om ging spannen. Bovendien hadden wij druivensuiker bij ons ter bestrijding van de uitputting. U ziet: wij konden de hele wereld aan, of toch in elk geval Europa.
Een fototoestel ging echter niet mee. Dat was nou weer overbodige ballast.

Onderweg werd ook nog het nodige materiaal vergaard. Zo ontvreemdde hij eens uit een jeugdherberg in Beieren een compleet bestek met de inscriptie DJH, hetgeen stond voor Deutsche Jugendherbergswerk. Daar kreeg hij later spijt van. Niet omdat stelen onbehoorlijk was, want wat dat betreft vond hij zijn daad in het kader van de ‘Wiedergutmachung’ alleszins te rechtvaardigen. Nee, hij betreurde met name dat hij zo snugger was geweest om deze Duitse zware metalen al op de heenweg in zijn rugzak te moffelen. Hij was daardoor genoodzaakt ze de hele vakantie mee te torsen.

De tijden zijn in dit opzicht nauwelijks veranderd. Nog steeds prepareren we ons zorgvuldig op alle beren die wij op onze weg kunnen tegenkomen in het immer gevaarlijke buitenland. Zonder reis- en kredietbrief van de ANWB is er haast geen beginnen meer aan.
Dit jaar ga ik maar weer eens in Israël kijken. Mijn getrouwe vriend van weleer drukte mij op het hart op z’n minst een kogelwerend vest mee te nemen.
Hierna bleef mij niets anders over dan mijzelf uit voorzorg een bijzonder prettige vakantie toe te wensen.

Nr. 46 | publicatiedatum 8-8-2004 | vorige opspraak-columns