siberische toestanden

Zondag 04 Januari 2004 in categorie Klein Proza

Het is nieuwjaarsdag en het sneeuwt. Dat begint goed. Ik heb bij sneeuw altijd het heimelijk verlangen dat het compleet uit de hand loopt, dat het uitdraait op Siberische toestanden. Een geweldige blizzard bijvoorbeeld, die ons opzadelt met meer dan anderhalve meter sneeuw. Dat zou wel eens goed zijn voor dit land, een milde natuurramp die de zaak een tijdje volledig ontregelt maar verder weinig ernstigs aanricht.

Heerlijk lijkt me dat, die kinderlijke opwinding die dan over ons volk komt, de kriebels van een beetje avontuur. Dorpen die insneeuwen, het journaal dat met een ernstig gezicht vertelt welke gebieden geheel van de buitenwereld zijn afgesneden. Op de snelwegen deelt de ANWB soep uit aan gestrande automobilisten, uiteraard op vertoon van hun ledenpas. Er dreigt lawinegevaar op de schamele resten van de Sint Pietersberg.

En elke dag weer die uitdaging of het ons lukt ons werk te bereiken. Nee natuurlijk, al bij de eerste straathoek moeten wij uitgeput terugkeren, er is geen doorkomen aan. We bellen de werkgever dat het wéér niet gaat lukken vandaag, maar er wordt niet opgenomen. Die heeft het ook niet gered.
't Is pure mazzel dat het zo vlak na de feestdagen is. Daardoor hebben we nog een mud overgebleven oliebollen en een ketel huzarensalade om de eerste week door te komen. Daarna zien we wel verder, tegen die tijd zal het buitenland wel voedseldroppings voor ons organiseren.

De saamhorigheid keert terug in de natie, na jaren leert men eindelijk zijn buren kennen. Opvallend is de hernieuwde waardering voor onze bejaarden. Zij weten immers als geen ander hoe je overleeft in barre tijden. Zij zijn het ook die meteen onverdroten de strijd aangaan met het natuurgeweld. De eerste colonnes rollators met sneeuwschuivers en sneeuwkettingen zijn reeds gesignaleerd.

Bijzonder verkwikkend is de rust die over stad en land neerdaalt. Al het politiek en maatschappelijk gekrakeel wordt gedempt onder de spreekwoordelijke witte deken. De aandacht is nu gevestigd op de werkelijk belangrijke zaken, de primaire levensbehoeften, de hoogste prioriteiten. Zoals: hoe komen we volgende week het land uit? We zouden namelijk gezellig met z'n allen op wintersport naar Oostenrijk, naar Hinterstoder-Wurzeralm, Obergurgl, Sankt Jacob im Defereggental of hoe al die rare jodeldorpen heten mogen. En we hebben alles al betaald!

Ik sta op en werp een verwachtingsvolle blik uit het raam. Hoe ver zijn we inmiddels? Tjonge jonge, kijk toch eens aan: er ligt op sommige plekken al een vleugje sneeuw van minstens één millimeter! Nou, nou, nou... Kan het eraf daarboven? De buurtkindertjes zijn kraaiend van enthousiasme bezig met een Barbie-sneeuwpoppetje.
Dit schiet niet op natuurlijk. Typisch Nederland: altijd slappe polderpudding, nooit eens lekker klimatologisch uit het dak gaan, nooit eens doorzetten, nooit eens royaal uitpakken, altijd benepen lopen miezeren. In mijn gedachten dooit en druilt het reeds en modderen wij halfslachtig voort...

verschenen in nieuwsbrief nr 138 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 15