Het Groot Dictee

Dinsdag 16 December 2003 in categorie Media

Ik dacht -geheel impulsief- bij het begin van het Groot Dictee: “Laat ik nou voor de gein en volkomen onvoorbereid meeschrijven. Eens kijken wat ik ervan bak.” Niks dus. Eénenveertig fouten.
Ik was niet de enige. Volgens voorzitter Vonhoff betekende de gemiddelde prestatie van de deelnemers (39 fouten) een dieptepunt in de geschiedenis van Het Dictee. Rob Oudkerk zei tegen de Volkskrant rond de zestig fouten te hebben (Volkskrant schrijft '60', maar tijdens het dictee mocht zoiets niet). Minister Veerman 55. Gerda Verburg (CDA) ondanks bestudering van het Groene Boekje 44 fouten. Mat Herben was van de prominenten de minst slechte, met 27 fouten.

Het telt trouwens lekker aan wanneer je een fout maakt. Elke letter die je fout schrijft geldt als fout. Dus toen ik 'turquoise' schreef in plaats van 'turkoois' omdat ik dacht dat Philip Freriks het natuurlijk weer eens verkeerd uitsprak, moest ik direct drie fouten incasseren. Nu ben ik niet iemand die niet tegen z'n verlies kan en daarom meteen gaat mekkeren. Maar zóveel fouten, dat kan nooit aan mij liggen. Want wanneer ik nou de enige was... Laat ik beginnen te zeggen dat iedereen die minder dan twintig fouten haalt bij het Groot Dictee der Nederlandse Taal zich onder behandeling moet laten stellen. Dan heeft men duidelijk te diep in het Groene Boekje gekeken. Dit is een boude stelling, maar sinds gisteravond weet ik dat hij juist is. Ik zal u vertellen waarom.

“Iedereen met minder dan twintig fouten moet zich onder behandeling laten stellen”
Ik heb vroeger op school keurig leren spellen. Daarom heb ik dicteewoorden als 'dreumesen', 'veldleeuweriken' en 'monniken' altijd goed. Wanneer ik fouten maak ligt het grotendeels aan de spellingsregels, niet aan mij. Okee, als ik carrosserie met één 'r' schrijf, neem ik die fout grootmoedig voor eigen rekening. Tevens had ik bij 'mocassins' beter moeten weten. Maar wat blijkt? Het grootste aantal fouten ontstaat door woorden die wij de ene keer wèl, en de andere keer niet aan elkaar moeten schrijven, de ene keer wèl met een verbindingsstreepje, de ander keer niet, de ene keer wèl met een hoofdletter, de andere keer niet. Dat is dus om gierend gek van te worden.

De oude en jonge fossielen die onze spellingsregels verzinnen zijn vrijwel zeker diepgestoorde mensen. Of is het diep gestoorde? In elk geval zijn zij niet meer te redden. Pinksteren is met een hoofdletter, pinksterdag niet. Kerst is met een hoofdletter, kerstpakket niet. Laat maar helemaal zitten die hoofdletters. Zo'n lolletje zijn die dagen meestal niet.

En wist u dat het verkleinwoord van bikini bikinietje is? Wat voor nietje? Inderdaad. Ook moesten in het dictee, om een reden die ik nog steeds niet begrijp, de woorden 'langgeleden' ineens aan elkaar worden geschreven.

De Nederlandse spelling is een product van kommaklovers, letterzifters, luizenmelkers, pennenflikkers, scherpslijpers en mierenneukers. Het kan bijna niet anders of wij worden met opzet op het verkeerde been gezet. Het zijn de lieden zonder ruggengraat, die na enige ruggespraak vinden dat wij 'koninginnepage' moeten spellen. Zij zijn volslagen krankjorem en proberen een heel taalgebied in hun keurslijf te dwingen. Opsluiten die mensen. Sleutel weggooien. Het begrip 'regel' veronderstelt namelijk een grote mate van consistent en consequent zijn, een ordening, een manier waarop iets altijd gaat. Spellingsregels moeten bovendien simpel zijn, anders maak je je als bedenker schuldig aan sociale uitsluiting van groepen die deze regels niet kunnen begrijpen of onthouden.

Ik geef de schrijvers die gewoon stug hun eigen spelling volhouden volkomen gelijk. Want het Groot Dictee der Nederlandse Taal toont één ding genadeloos aan: het failliet van de Nederlandse spelling.

Als ik een fout heb gemaakt hoor ik het wel.


Eerder hierover op Verbal Jam: Taalstrijd.

Tags: